In gesprek met ecoloog, filosoof en boeddhist Matthijs Schouten

Natuurbeheer moet niet alleen met het hoofd, maar ook met het hart. Toch lieten we ons decennialang leiden door neoliberale belangen. Maar het tij lijkt te keren. Jongere generaties springen op de barricaden en pleiten voor een radicale herziening van onze relatie met de natuur.

Een herziening die Matthijs Schouten al sinds zijn vroege jeugd omarmt. Want ja, wie zijn wij nu eigenlijk om te bepalen wat er met planten, rivieren en dieren gebeurt?

Hoe is het om u te zijn in deze dagen?

‘Formeel ben ik met pensioen, maar ik heb het nog nooit zo druk gehad, haha! Ik werk een paar dagen per week voor Staatsbosbeheer, ik heb zojuist een boek geschreven en ik krijg ontzettend veel verzoeken voor lezingen en interviews. Dat is wonderlijk én prettig, want het geeft aan dat er wat verandert in de samenleving. Zoveel jongeren zijn bezig met de relatie tussen mens en natuur en ik vind het mooi dat ik mijn bijdrage nog mag leveren. Dus ja, de professor is tevreden.’

Hoe waren de beginjaren uit uw carrière?

‘Wat er nu in de samenleving gebeurt, is voor mij een déjà vu. Ik ben gaan studeren in 1969, een tijd waarin er enorm heftige wetenschappelijke, maatschappelijke en filosofische debatten woedden over emancipatie, discriminatie én onze relatie met de natuur. We werden ons er steeds meer van bewust dat we de planeet aan het beschadigen waren. Er is toen op allerlei fronten veel in gang gezet, maar met de komst van het neoliberalisme is de emancipatie van de natuur een paar decennia ter gewoon gestopt. Nu voeren we dezelfde debatten als we in de jaren zeventig voerden, maar met veel meer urgentie. De tijd dringt en als we niet handelen, zijn we te laat.’

U heeft wel eens gezegd dat het westers wereldbeeld een van de grootste oorzaken van de ecologische crisis is. Wat bedoelt u daarmee?

‘Ons wereldbeeld gaat helemaal terug naar Aristoteles. Misschien kennen of lezen mensen hem niet meer, maar ik kan je verzekeren: als je in het westen bent geboren en opgegroeid, zit hij nog heel comfortabel tussen je oren. Deze Griekse filosoof geloofde in een natuurlijke rangorde, waarbij ‘lagere’ levensvormen, zoals planten en dieren, bestonden om de ‘hoogste’ levensvorm, de mens, te dienen. Dat idee van de dienende natuur heeft dapper standgehouden. In de zeventiende eeuw was er nog een Engelse wetenschapper die schreef dat God runderen geschapen had om biefstukken vers te houden voor menselijke consumptie. En ook wij zien onszelf nog steeds als het centrum der dingen. En waarom? Omdat wij, in navolging van Aristoteles er vanuit gaan dat het enige wezen met verstand op deze wereld zijn.

En dit wereldbeeld is puur westers?

‘Zeker. En bovendien zijn we ook nog gaan vinden dat de natuur zielloos is. Aristoteles ging er nog van uit dat alles wat leefde, groeide en bewoog bezield was. Met de nadruk die het christendom ging leggen op de eeuwige menselijke ziel, is bij ons het beeld van een bezielde natuur verdwenen. Dat was handig, want daardoor konden we de natuur objectiveren en naar onze hand zetten. Als een rechteloos domein. Andere culturen hebben heel andere ideeën over de relatie tussen de mens en de natuur. Kijk maar naar het hindoeïsme, het boeddhisme of de Native Americans. Zij zien de natuur als partner, als deel van een groter web van leven. Als ik dat aan CEO’s vertel, zie ik ze schrikken. Omdat ze zich realiseren dat wat vanzelfsprekend leek, iets is wat we in het verleden ook maar gewoon hebben bedacht. De manier waarop wij naar de natuur kijken is niet universeel en ook niet absoluut. Die hangt van onze omgeving en onze cultuur af.’

Kunt u zich herinneren wanneer u dat wereldbeeld ging bevragen?

‘Als kind groeide ik op te midden van beekdalen, heiden en bossen. Ik zwierf veel buiten, waar ik praatte met de vogels en vol verwondering naar de waterlelies keek. Alles wat ik ontmoette, was een medewezen. Dat de natuur zou bestaan om mij te dienen, werd me pas later verteld. Ik herinner me dat ik bij een vriendje ging spelen en het vreselijke gekrijs hoorde van een varken dat geslacht ging worden. De slager schoot, het varken viel om en de boerin sneed de keel door om het bloed op te vangen voor de balkenbrij. Ik moest overgeven, kon dagenlang geen hap door mijn keel krijgen en heb sindsdien nooit meer vlees gegeten. In ontzetting vroeg ik mijn moeder of dit zomaar kon en zij antwoordde: ‘Ja, want God heeft ons de dieren gegeven.’ Ik heb het voor de zekerheid nog even gecheckt bij meneer de pastoor, maar ook hij gaf blijk van een wereldbeeld dat totaal niet het mijne was. Op de middelbare school ontdekte ik het boeddhisme en de Boeddha stelde dat je geen enkel wezen dat pijn kan voelen mag kwetsen of doden. Toen dacht ik: ‘Zie je wel’. Vervolgens ben ik biologie gaan studeren, maar vragen rondom die omgang met de natuur waren dus al op jonge leeftijd heel existentieel voor mij.’

In de waan van de dag vind ik het soms moeilijk om me die verwondering over de natuur te herinneren. Hoe doet u dat?

‘Door altijd om me heen te kijken. Ik woon in het hart van Utrecht en mijn huis kijkt uit op een complex van tuintjes. De sneeuwklokjes staan in bloei, de krokussen komen boven en ik hoor de merels zingen. Het is prachtig. Mijn eerste korenbloem kan ik me nu nog herinneren. Op een grote graanakker stonden honderden korenbloemen te bloeien. Het was een eindeloos blauw dat ik nooit meer vergeet. Ik hoef het maar op te roepen en het is er weer. Ik ben er ontzettend blij mee dat die kinderlijke verwondering nooit verloren is gegaan.’

Zelf heb ik twee jonge kinderen en samen rapen we regelmatig plastic. Maar op een gegeven moment kwamen we in het bos en merkte ik dat ze alleen nog maar met plastic bezig waren. Het mooie van het bos zagen ze niet meer.

‘De zwaarte en het schuldgevoel vind ik soms ook verontrustend. Ik ben ervoor dat we stilstaan en rouwen om alles wat we de planeet hebben aangedaan, net zoals we stilstaan bij de gevallenen van de oorlog. We moeten het onder ogen zien, maar daarna moeten we bewegen vanuit liefde, verwondering en betrokkenheid. Laten we deze planeet heel houden omdat we ervan houden. Dat gevoel mis ik vaak. Waarom zeggen we in het stikstofdebat niet gewoon: ‘De natuur is wonderlijk mooi, die mogen we niet laten wegkwijnen’? In plaats van dat we focussen op alles wat de boeren niet meer mogen? Dat zijn andere woorden, beelden en emoties. En ik denk dat je dan een ander gesprek krijgt.’

Wat zou u tegen professionals zeggen die zich afvragen hoe ze impact kunnen maken in hun organisatie?

‘Dan kom ik weer terug op het boeddhisme. Dat gaat er namelijk vanuit dat niets en niemand op zichzelf staat. We worden gedragen door de wereld en door de mensen, dieren en planten om ons heen. Het idee dat je op jezelf staat, onafhankelijk van je omgeving, is een waanidee. En als je dat wezenlijk ziet en ervaart, realiseer je je dat je met de wereld verbonden bent door een eindeloos web van verbindingen. En dat betekent dus dat je er nooit níet toe kunt doen.

Of je nu een Nobelprijs wint of de rest van je leven snurkend in bed doorbrengt, in beide gevallen verander je de wereld om je heen. Zelfs wanneer je doodgaat, heb je nog impact in je afwezigheid. Dus je vormt en creëert altijd, je bent nooit betekenisloos. Dat is aan de ene kant een zware verantwoordelijkheid, maar tegelijkertijd is het een vreugdevolle gedachte. Want je kunt de wereld altijd raken.’

Een oefening in verbinding

Tijdens zijn workshops en bijeenkomsten geeft Matthijs de deelnemers regelmatig opdrachten mee. Hij deelt er eentje:

Kijk elke dag minstens vijf minuten naar iets wat niet menselijk is en niet door mensen is gemaakt. Probeer ernaar te kijken zonder invulling, oordeel of verwachting. De effecten zijn verbazingwekkend. Een van de directeuren aan wie ik deze opdracht gaf, vond het in eerste instantie belachelijk. Maar hij deed het toch en keek elke dag naar een steen die langs de route naar het station lag. Na een week was de steen opeens verdwenen en was de man volkomen van slag door het gemis ervan.

Dat laat zien hoe natuurlijk onze drang naar verbinding is, ook met ‘zielloze’ dingen als stenen, bomen en planten. We moeten onze hang naar rationaliteit alleen even wegpellen. En dan is de beroering van het hart altijd dichtbij.

Waarom we de natuur als partner moeten zien

Matthijs: ‘In Ierland wandelde ik eens met een traditioneel boerende boer over zijn land. In het midden van een weiland lagen een paar rotsblokken en de man bleef er een minuutje bij stilstaan en zei toen: ‘Don’t the rocks display themselves beautifully today’. Dat raakte mij, want het is een compleet andere manier van praten over de natuur.

Bewegingen als De ambassade van de Noordzee hebben er mooie oefeningen voor om dat te stimuleren. Tijdens hun bijeenkomsten geven ze alle deelnemers een bepaalde rol. De een is een paling, de ander het zeewier en weer een ander het water van de zee. Door zo’n oefening leer je praten vanuit het perspectief van de natuur.

Het is belangrijk dat we de natuur als een partner zien en niet als iets wat we mogen gebruiken voor onze eigen belangen. Daarom vind ik het zo mooi dat de rivier in Nieuw-Zeeland onlangs rechten heeft gekregen. En dat Ecuador in de grondwet heeft opgenomen dat de natuur een rechtspersoon is en dat iedereen die vindt dat de natuur geweld aan wordt gedaan een rechtszaak kan beginnen.

Twintig jaar geleden zou iedereen het mesjogge hebben gevonden, maar inmiddels is het deel van het maatschappelijk discours. De natuur heeft ook recht op bestaan en welzijn, net als wij.

Tip voor de vergadering

‘Veel mensen voelen zich een radartje. Machteloos en verloren. Maar ook als radartje heb je verbindingen en is de wijze waarop je draait van invloed op je omgeving. Maar dan moet die verbinding wel gestimuleerd worden. Begin daarom tijdens vergaderingen niet meteen met die agenda, maar laat iedereen delen wat hem of haar die week ontroerd heeft. Ik kan je verzekeren dat mensen zich daardoor sterker verbonden voelen met elkaar. En die verbinding heeft invloed op het team, op de manier waarop mensen met elkaar praten en op de manier waarop ze met elkaar aan de slag willen.’

‘Zo’n driekwart van de mensen in onze samenleving vindt dat we goed voor de natuur moeten zorgen. Dat is fijn, maar je ziet er weinig van. We stoten nog steeds heel veel CO2 uit, we blijven vlees eten en de biodiversiteit blijft achteruit hollen. Dat komt omdat we de nadelige gevolgen van natuurvernietiging nog niet diep genoeg ervaren. Het moet van ons hoofd naar ons hart en onze buik indalen. Pas wanneer we de noodzaak voelen, willen we veranderen.’

‘In Nederland hebben we de natuur natuurlijk volledig aan banden gelegd. We hebben elke vierkante meter van dit land naar onze hand gezet, zodat het er precies uitziet zoals wij dat graag willen. Efficiënt en doelmatig. Gelukkig begint het tij te keren en zijn er talloze projecten om de natuur te herstellen en meer vrijheid te geven. Soms is het lastig om de teugels los te laten, maar het gebeurt steeds vaker. En dat stemt me hoopvol. Want pas als we ons eigen welzijn zien in het licht van de natuur, kunnen we een wezenlijk duurzame toekomst creëren.’

Beluister de Podcast Duurzaam hoe dan? hier

Wil je geen Podcast Duurzaam hoe dan?! missen?

Abonneer je dan hier via Apple Podcast.

Vind je deze Podcast waardevol? Beoordeel dan via Apple Podcast.